Het verdriet van de stadsdelen
De discussie die in de stad en vooral in de PvdA woedt over stadsdelen is om verschillende redenen verdrietig. Verdrietig omdat, zoals Bart van Bruggen en de Jonge Socialisten terecht verwoorden, het veel te lang duurt en dat we ons bezig moeten houden met de echte problemen waar de stad voor staat. Maar vooral ook verdrietig omdat de discussie de kern waar het om draait maar niet weet te raken; het belang van geloofwaardige politiek. Politiek die effectief is in buurten en wijken die het nodig hebben. Politiek die verbinding maakt met initiatieven van buurtbewoners en hen de ruimte geeft.
Onmacht en cynisme
Toen ik net gekozen was als voorzitter van stadsdeel West kwam er een vrouw op mijn spreekuur. Ze begon te huilen uit pure onmacht. Ze vertelde haar ervaringen op het Columbusplein in de Baarsjes, over hoe kinderen zo jong als acht haar uitscholden, die ’s avonds tot laat op het plein rondhingen, over de ouders die zich afzijdig hielden en de politie die nergens te bekennen was. Over de school die haar deuren letterlijk gesloten hield en jeugdzorg die niet bij machte was de gezinnen met problemen te bereiken. In de buurtbijeenkomsten die we kort daarop hielden werd het ontluisterende verhaal duidelijk; het verhaal over een buurt die zich compleet in de steek gelaten voelde, waar angst en cynisme hoogtij voerden en niemand zich meer betrokken voelde, laat staan verantwoordelijk voelde voor de eigen buurt. Met alle gevolgen van dien.
We grepen in, we stelden een team samen van politie, leerplicht, jeugdzorg, schoonmakers, sportmedewerkers en bewoners die midden aan het plein hun ‘kantoor’ hielden, maar die vooral werkten vanuit de ‘doen wat moet’ aanpak. Kinderen werden thuisgebracht, ouders aangesproken, er kwam een nieuwe stevige buurtagent en de gezinsvoogd van jeugdzorg ging letterlijk de deuren langs. En het werkt, we zijn er nog niet, maar de ervaringen en cijfers laten zien dat de verandering groot is.
Gezag en bevoegdheden
Wat heeft dit met de discussie over de stadsdelen te maken? Alles, zou ik zeggen. De aanpak van het Columbusplein in de Baarsjes, maar zo zijn er velen in de stad, kon alleen slagen omdat mijn collega’s en ik het gezag, de bevoegdheden en de middelen hadden om in te grijpen. Het maakte ons geloofwaardig omdat iedereen wist dat we verantwoording moesten afleggen aan onze stadsdeelraadsleden. Stadsdeelraadsleden waarvan er een aantal zelf in de buurt wonen en kunnen zien wat er gebeurt. We konden verbinding maken met bewoners en hen de verantwoordelijkheid terug geven omdat we het vertrouwen hadden gekregen.
Het gevecht tegen cynisme en wantrouwen in publieke instanties is een taai en lang gevecht. Daarvoor zijn mensen nodig die, vanwege hun gekozen mandaat de strijd kunnen aanbinden, met de middelen en mensen die daarvoor nodig zijn. Dit was ooit de reden waarom de stadsdelen zijn opgericht.
Effectief stelsel voor de komende decennia
Het trieste van de discussie over de stadsdelen is, is dat deze essentie van het bestaan van stadsdelen naar de achtergrond is verdwenen. Stadsdelen worden in verband gebracht met schandaaltjes en regelzucht. En het werk waarvoor ze zijn opgericht, namelijk het schoon, heel en veilig maken van de buurten van Amsterdam zijn we gewoon gaan vinden. Nu staan we voor een belangrijke keuze in de stad. De gemeenteraad bepaalt volgende week de hoofdlijnen van het bestuur in de stad voor de komende decennia. Bij deze keuze gaat het erom dat stadsdelen in de nieuwe vorm voldoende bevoegdheden krijgen om met elan, doortastend en effectief op te treden. Anders wordt het een soort overbodige politieke laag die mensen zal teleurstellen.
Ik ben blij dat we in Amsterdam kiezen voor een stelsel waar je nog steeds je wijkpolitici kunt kiezen. Maar als je hen vervolgens niet het mandaat, en middelen meegeeft om hun belofte in te kunnen lossen, zijn we verder van huis. Dan zal het wantrouwen, cynisme jegens politiek bestuur alleen maar toenemen. En dat is pas echt verdrietig.